Test druppelsnelheid



1. Uit hoeveel druppels water of vloeistof van gelijke viscositeit bestaat 1 ml?


  A. 22 druppels
  B. 20 druppels
  C. 18 druppels
  D. 21 druppels



2. Uit hoeveel druppels bestaat 1,5 liter?


  A. 15.000 druppels
  B. 1.500 druppels
  C. 3.000 druppels
  D. 30.000 druppels



3. 1 liter vloeistof moet in 10 uur tijd inlopen via een infuus. Wat is de afgeronde druppelsnelheid per minuut?


  A. 28 druppels
  B. 30 druppels
  C. 26 druppels
  D. 32 druppels



4. 100 ml vloeistof moet in 4 uur tijd inlopen via een infuus. Wat is de afgeronde druppelsnelheid per minuut?


  A. 12 druppels
  B. 10 druppels
  C. 8 druppels
  D. 7 druppels



5. Je hebt 2 liter vloeistof. Uit hoeveel druppels bestaat die hoeveelheid?


  A. 4.000 druppels
  B. 40.000 druppels
  C. 10.000 druppels
  D. 20.000 druppels



6. Je moet van een medicijn 12 druppels toedienen. Ervan uitgaand dat het een vloeistof is van normale viscositeit, hoeveel ml dien je toe?


  A. 1
  B. 2 ml
  C. 2 ml
  D. 0
  E. 6 ml
  F. 5 ml



7. Uit hoeveel druppels bestaat 500 ml?


  A. 5000 druppels
  B. 1000 druppels
  C. 50.000 druppels
  D. 10.000 druppels



8. Er moet 1,5 liter inlopen via een hypodermoclyse, in 24 uur tijd. Je hebt een zak van 1 liter en een van 0,5 liter. Je begint met die van 0,5 liter. Na hoeveel tijd moet je van zak wisselen?


  A. 9 uur
  B. 8 uur
  C. 15 uur
  D. 10 uur



9. Uitgaande van de voorgaande vraag, wat is de (afgeronde) druppelsnelheid?


  A. 18 druppels per minuut
  B. 5 druppels per minuut
  C. 19 druppels per minuut
  D. 21 druppels per minuut



Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *